
Hoe definieert u publieke geschiedenis als een onderzoeksdiscipline?
Publieksgeschiedenis is een discipline, maar ook een benadering die ernaar streeft de kloof tussen het publiek en instellingen (musea, archieven, de academische wereld) te overbruggen en mensen dichter bij de geschiedenis te brengen, en de geschiedenis dichter bij de mensen. Het gaat ook over de manier waarop deze geschiedenis werd en wordt geproduceerd, over machtsdynamiek, het delen van autoriteit en het erkennen van verschillende soorten expertise. In mijn praktijk als publiekshistoricus probeer ik verschillende vormen van participatie en participatief onderzoek te implementeren, waarbij ik me aanpas aan de behoeften van verschillende publieken en me bezighoud met Citizen Science benaderingen en principes.
Wat doet het Participatory Public History Lab?
Het PPHL is de toepassing van wat ik zojuist heb beschreven. Het is een samenwerking tussen de mensen uit de praktijk en de academici van het PHACS-team (Public History as the New Citizen Science of the Past), dat wordt geleid door Prof. Dr. Thomas Cauvin en deel uitmaakt van het personeel van het Huis van de Europese geschiedenis. De verschillende actoren die bij het project betrokken waren, hadden als doel om het verhaal van het museum te verrijken en te diversifiëren door middel van publieksparticipatie om delen van de permanente collectie te herinterpreteren. We betrokken een groep van 14 internationale universiteitsstudenten uit heel Europa, trainden hen in verschillende vaardigheden en competenties en begeleidden hen bij het creëren van nieuwe historische verhalen. Deze verhalen werden geïnspireerd door persoonlijke en creatieve associaties of door familiearchieven. Deze inhoud werd vervolgens samengevoegd tot een tijdelijke interactieve installatie, die nu is ingehuldigd op de 6e verdieping van het Huis van de Europese geschiedenis.
Wie had het eerste idee om dit project te starten?
Het eerste idee voor de samenwerking kwam van de leider van ons PHACS-project, mijn mentor en supervisor Dr. Thomas Cauvin, en de directeur van het Huis van de Europese geschiedenis, Dr. Constanze Itzel. Vanuit het museum kwam de wens om meer praktijken te ontwikkelen waarbij het publiek actiever betrokken kon worden. PHACS had een heel 'Workpackage' gewijd aan het verdiepen van het onderzoek rond Public History Practices in Musea, inclusief essentiële Public History-elementen, zoals het gezamenlijk maken van geschiedenis, multi-perspectiviteit en een Europese dimensie.
Waarom koos C2DH het Huis van de Europese geschiedenis als het museum dat zijn partner zou worden?
Toen ik begon met mijn promotieonderzoek bij C2DH (het Centrum voor Hedendaagse en Digitale Geschiedenis van de Universiteit van Luxemburg), analyseerde ik de stand van zaken op het gebied van publieksparticipatie en de toepassing ervan in musea. Zoals ik in mijn proefschrift beargumenteer, merkte ik al snel een overwicht aan projecten die gebaseerd zijn op lokale participatie op korte termijn. Daarom voelden we ons als PHACS genoodzaakt om andere strategieën te verkennen en het Huis van de Europese geschiedenis was de perfecte casestudy. Het museum is geïnspireerd op een parlementair initiatief en biedt een zeer specifieke geschiedenis en structuur om te analyseren. Bovendien biedt het een verhaal over transnationale geschiedenis en stond het open om meer te testen en te leren over participatie in het maken van geschiedenis.

Hoe hebben jullie studenten in andere delen van Europa gevonden en bereikt die met jullie samenwerkten?
De beslissing met wie we zouden samenwerken was niet gemakkelijk. Met de medewerkers van het Huis van de Europese geschiedenis hebben we dit punt veelvuldig besproken, waarbij we de middelen die we hadden analyseerden en hoe we het beste konden implementeren om een ethische en aangename omgeving voor onze deelnemers te creëren. Het idee om te werken met een pool van internationale studenten ontstond al in een relatief vroeg stadium. Studenten zijn niet alleen geneigd tot kritisch denken, ze kunnen ook een interessante diversiteit met zich meebrengen en bovendien vectoren zijn tussen het museum, hun familie en meer in het algemeen de maatschappij. De belangrijkste vereisten om deel te nemen waren een gevoel van betrokkenheid en enthousiasme voor het project, en beheersing van het Engels, zodat we vloeiend konden communiceren.

Wat was hun ervaring tijdens hun deelname?
De algemene feedback van de deelnemers was positief. Ze genoten van de training tijdens de vijf workshops die we organiseerden. Sommigen waren zelfs betrokken bij het samenstellen van de inhoud en de ideeën voor het uiteindelijke ontwerp van de installatie. Een ander element waar ze van genoten was het samenwerken met mensen uit andere landen en het leren over hun individuele verhalen en ervaringen uit het verleden. Ik denk dat het voor sommigen ook een kans was om zich bezig te houden met hun familiegeschiedenis, met grootouders te praten en na te denken over het verleden van hun eigen familie, hun identiteit. Enkele citaten uit de anonieme feedback van enkele deelnemers, toen ze antwoordden wat ze het meest boeiend vonden aan het project:
“Het was interessant om te leren over de tradities van andere landen en hoe mensen ze beschreven.”
“De ervaring van het werken met mensen uit verschillende landen was waarschijnlijk het meest verrijkend voor mij.”
“Ik waardeer het dat ik een stukje van het erfgoed van mijn land dat mij dierbaar is, kon delen.”
Hoe onderzochten ze alternatieve bronnen en verhalen over Europees erfgoed en herinneringen?
We zorgden er altijd voor dat we de deelnemers de middelen gaven om de taken uit te voeren die we van hen vroegen. We hebben bijvoorbeeld een training gegeven over hoe je mondelinge interviews verzamelt en een training over hoe je visuele bronnen verzamelt. We werkten ook samen aan de onderzoeksvragen en hoe die te beperken tot een haalbaar onderzoek. Vervolgens werden er ook twee workshops gewijd aan hoe we de bronnen kunnen vertellen en hoe we ze kunnen omzetten in rigoureuze en accurate historische verhalen.
De resultaten van dit project worden nu tentoongesteld in het Huis van de Europese geschiedenis op de6e verdieping. Hoe zou u beschrijven wat bezoekers zullen ontdekken?
Op dit moment is dit een van de enige displays in het museum waar je verschillende stemmen kunt horen, die standpunten presenteren die afkomstig zijn uit individuele en familiegeschiedenissen. De eerste feedback van het publiek is dat ze erg relateerbaar zijn, gezien de thema's van sociaal-culturele, economische en politieke veranderingen die zich in de21e eeuw in heel Europa hebben voorgedaan. Ten tweede is de installatie interactief en speels en kan daarom leuk zijn om mee te spelen. Ten derde worden de ansichtkaarten in de installatie gescand om toegang te krijgen tot de verhalen, maar je kunt ook de QR-code op de achterkant buiten het museum scannen om meer te weten te komen over ons PPHL project. Ik nodig je uit om naar de6e verdieping te komen, met onze ansichtkaarten te spelen en je bezig te houden met de prachtige verhalen die onze deelnemers voor je hebben gemaakt!